Als er één genre populair was in de jaren 80 dan was het wel de tienerkomedie/highschoolkomedie. Er zijn er heel veel gemaakt. Van heel melig tot serieus. Een van de uitblinkers in dat genre is The Breakfast Club van regisseur John Hughes.
John Hughes maakte in zijn carrière maar slechts acht films waarvan de eerste vier van die echte tienerkomedies zijn. Te weten Sixteen Candles (1984), Weird Science (1985), Ferris Bueller’s Day Off (1986) en de film die wij gaan bespreken.
Voor die films koos hij ook vaak dezelfde acteurs uit. Hij kon gepikeerd zijn als een van die acteurs een rol of script afwees. Dat gebeurde met Molly Ringwald en Anthony Michael Hall. Toen Hughes in 2009 overleed hadden Ringwald en Hall hem twintig jaar niet gezien of gesproken omdat hij zo lang boos kon blijven.
Daarna maakte hij nog vier meer traditionele komedies. Na zijn laatste film uit 1991 bleef hij actief als schrijver tot aan zijn dood.
Dit is een serieuzere tienerkomedie. Dat zit hem in het onderwerp, de opzet en de toon van de film. Hoewel dit pas zijn tweede film was als regisseur (en hij vaak geen idee had wat hij moest doen – zo staat te lezen in de trivia van ImdB) valt op hoe goed deze film eigenlijk is. De film is zo strak geregisseerd en de dialogen zijn scherp. In sommige scènes lijkt het wel een balletvoorstelling. Zo synchroon zijn sommige bewegingen wat het een genot maakt om naar te kijken.
Synopsis: Een groep studenten moet nablijven op een zaterdagochtend. De vijf kennen elkaar niet of nauwelijks. Ze moeten allemaal een opstel schrijven en vertellen wie ze zijn en waarom ze daar zitten. Het zijn vijf totaal verschillende personages die elkaar al snel uitdagen en naarmate ze meer met elkaar optrekken blijken ze meer met elkaar gemeen te hebben dan in eerste instantie gedacht.
M: Het begin van de film vind ik al een mooi voorbeeld van hoe je je karakters introduceert. Het lijkt cliché om ze steeds in de auto te zien waarin ze door hun ouders worden afgezet. Het beeld wordt gebroken door de laatste twee. Een komt aanlopen als de ander net uit de auto is. En de ander staat naast de auto maar je ziet geen spoor van liefde of genegenheid van de ouders naar het personage toe. Tot je beseft (pas later in de film) dat de eerste drie de brave leerlingen zijn en de laatste twee de leerlingen met een randje. René, wat vind jij van het intro of is jou iets anders opgevallen?
R: Wat ik goed vind aan de film is hoe we als kijker direct een beeld krijgen van de personages. De zogenaamde stereotype die we zien. Gaandeweg leven we met deze personages mee en zien we dat er achter die stereotypes soms andere zaken schuil gaan. De personages zijn voor mij dan ook allen boeiend om te volgen en ik denk dat dat de kracht van de film is.
M: Hughes regisseert zijn acteurs (Judd Nelson, Molly Ringwald, Emilio Estevez, Anthony Michael Hall en Ally Sheedy) heel goed. Ondanks dat de karakters drijven op een cliché gegeven van allemaal verschillende karakters (wat in de film ook zo benoemd wordt) stoort het niet. Sterker nog, hier werkt het juist heel erg goed. Het ziet er allemaal heel naturel en authentiek uit. Ik vraag me af of er ruimte was voor improvisatie of dat alles helemaal uitgeschreven was? En ze zijn ook allemaal redelijk succesvol geworden als acteur. De een misschien iets meer dan de ander. Estevez heeft zijn sporen ook nog als regisseur verdiend. René, wat denk jij?
R: Ik denk dat de groep acteurs het ook buiten de camera’s goed met elkaar kon vinden en dat dat leidt tot een authentiek en naturel beeld. Ik vond ze in ieder geval allemaal goed in hun rol. En wat waren ze nog jong in die jaren 80.
M: Wat ik ook zo knap vind aan deze film is dat het continue van toon wisselt. Van heel uitdagend en provocerend naar lief, teder en begripvol. Dat zit hem ook vooral in het script die Hughes ook zelf schreef. Zeker naarmate ze steeds meer loslaten over hun achtergrond. Dat houdt de film spannend en verrassend. Tegelijkertijd zit er ook humor in. Die momenten wisselen ook heel goed af. De scène waarin ze gaan dansen vind ik ook goed. Strak geregisseerd maar het ziet er heel los uit. Dat is echt knap gedaan. Hij schreef de scripts voor de films die hij regisseerde allemaal zelf. Dat hij een talentvol schrijver was blijkt naast deze films ook wel uit de scripts die hij later schreef. Onder andere een aantal van de National Lampoon’s films, Home Alone en de Beethoven films. Al zijn die niet zo scherp meer als zijn eerste scripts/films. René, wat vind jij sterk of juist niet aan deze film?
R: Verschillende filmgenres komen samen in deze film en dat werkt wonderwel heel goed. Ik heb geen scène gezien waarin ik dacht, dat heb ik nu wel gezien. Eigenlijk wilde ik van scène naar scène zo nieuwsgierig maakt het me. Ik kan nog steeds grinniken om sommige scènes al weet ik wat er gaat gebeuren. Dit maakt de film tijdloos. De dialogen, de humor, het is allemaal nog goed te doen.
M: Het is overduidelijk een jaren 80 film qua setting, stijl, kleding en muziek maar het verhaal is inderdaad tijdloos. Ik ben van mening dat je anno 2020 zo’n film als dit nog steeds kunt maken . Ik weet alleen niet of het nog steeds zo’n impact zou maken als in 1985 toen de film uitkwam. Wellicht wel als je hem helemaal van deze tijd zou maken. Ik vind dit echt een tijdloze film waar ik zelfs in 2020 nog steeds van kan genieten. René, heb jij dat ook?
R: Ik denk dat zo’n film in deze tijd te snel als moralistisch gezien zal worden. Zo van, het moet ook een boodschap hebben. Maar het is wel een uitdaging voor hedendaagse of toekomstige regisseurs om zo’n film opnieuw te maken of opnieuw uit te vinden. Wist je trouwens dat de titelsong Don’t You Forget About Me speciaal voor de film is opgenomen en in eerste instantie door de rocker Billy Idol gezongen zou worden. Idol zag er uiteindelijk toch vanaf en gaf het nummer aan de opkomende Schotse band The Simple Minds. Die er nog steeds blij mee zijn want het leverde hun een wereldwijde hit op!
Ja Michel, we worden ouder maar sommige jeugdfilms blijven de moeite en het aanraden waard.